Dit is Orrin. Begaafd kunstenaar, reiziger. Ergens een hippie, ergens ook niet. Prachtige stem, beweeglijke handen. Hij is 51 jaar oud. Ongeveer, zo goed houdt hij dat niet bij. Hij heeft zeven kinderen. Bij vier vond hij het eigenlijk mooi genoeg, maar zijn vrouw wilde geen anticonceptiemiddel gebruiken “and the next thing you know, BAM, twins”.
Zolang hij zich kan herinneren, is Orrin op zoek naar vrijheid. Als tiener vertrok hij van Guyana naar Suriname, waar hij kunst leerde maken en al snel ontmoette hij de grootste vijand van de vrijheid die hij zocht: de bureaucratie.
Laatstgenoemde probeerde hij zoveel mogelijk te negeren, wat hem aardig af ging. Hij was vrij. Hij leidde een leven van positivisme en onbezorgdheid, dat tegelijkertijd een filosofische zoektocht werd. Hij raakte geobsedeerd door de marron cultuur, Suriname werd zijn basis van waaruit hij de wereld bezocht, een basis met vrouw en kinderen, vrienden die hem begrepen, ruimte, vrijheid.
Maar nu is hij ziek. Doodziek. Orrin is bleek, kan nauwelijks lopen en zijn stem klinkt zwaar wanneer hij vertelt over de constante pijn die hij heeft. Zijn geld is opgegaan aan zowel reguliere artsen als alternatieve genezers en niemand heeft precies kunnen achterhalen wat het probleem is. Nu woont hij in een smoezelige hotelkamer van zo’n tien vierkante meter. ’s Avonds verandert de plaats in een naargeestig bordeel, waar je waarschijnlijk alle ziektes kunt oplopen die je maar kunt bedenken. De paar tientjes die hij hiervoor per dag moet betalen verdient hij door dag en nacht te blijven werken, kunst te blijven maken, die zijn moeder voor hem verkoopt. Zelf kan hij allang de straat niet meer op, zijn benen weten hem nog amper te dragen. Familie, vrouw, vrienden, vrijwel iedereen is verdwenen. Maar hij klaagt niet, ook daarin lijkt hij op Job.
Nog altijd is Orrin een optimistisch en vooral inspirerend mens. Humoristisch en charmant, dat ook. “You want me to look at you?” wanneer ik mijn camera pak, “oh I could look at you all day long.” Ik wacht even en druk af op het moment dat zijn grijns verdwijnt terwijl de pijn in zijn ogen terug komt.
Zijn walging voor bureaucratie, samen met zijn positieve levensstijl, maakten dat hij nooit een ziektekostenverzekering afsloot. Hoewel anderen in zijn situatie een sociale kaart kunnen krijgen, waarmee je toch recht hebt op medische hulp, staat hij met lege handen. Een sociale kaart krijg je alleen als je Surinamer bent en Orrin heeft nooit de moeite genomen zijn nationaliteit aan te passen. Het is maar papier. Het enige dat ik altijd wilde is vrij zijn, vertelt hij verder, en die vrijheid is wat me nu mijn leven kost. Ik heb nooit geweten dat de prijs zo hoog zou zijn.
Dit is het verhaal van een man die in zijn leven heeft gevonden wat hij zocht. Het kost hem nu bijna alles wat hij heeft, maar dat accepteert hij. Het belangrijkste heeft hij nog, hij kan zijn kunst nog maken. Zijn instrumenten moeten aangegeven worden en hij kan zijn werk niet meer zelf aan de man brengen, maar de essentie, het scheppen, dat is het enige dat hem al die tijd in leven heeft kunnen houden. En Orrin gelooft, hij vertrouwt. Tijdens het praten vormen zijn handen ongemerkt een kruis van een in tweeën gebroken tandenstoker. God heeft een plan voor hem en daar legt hij zich bij neer.
Kort na mijn bezoek werd Orrin bezocht door een arts, die een vergevorderd stadium van kanker constateerde. Een bejaardenhuis dat van zijn situatie op de hoogte was, bood hem onderdak en verzorging. Orrin overleed enkele weken later. God had een plan, niemand had gezegd dat het een leuk plan was.